Draagadvies: Dragen als ondersteuning in de basistherapie – Voetafwijkingen (Deel 3)

  • Ergobaby
  • Sep 23, 2022
baby voet

Onze voeten zijn zeer interessante en opmerkelijke high-performance ledematen. Ze dragen ons vele, vele jaren door het leven en moeten veel gewicht dragen – niet in het minst tijdens de zwangerschap. Daarom is het des te belangrijker om ze vanaf het begin de aandacht te geven die ze verdienen. Ze laten ons ook veel zien over het verloop van de ontwikkeling van het kind. Nadat we in deel 1 en deel 2 van deze serie onder meer hebben geleerd over de anatomie van de voeten, zullen we nu kijken naar de drie meest voorkomende voetafwijkingen, de behandeling daarvan en de rol van dragen voor een optimale ondersteuning.

Oorzaken en voorkomen van voetafwijkingen

De meest voorkomende voetafwijkingen bij kinderen zijn de sikkelvoet, de hakvoet en de klompvoet. Vaak is het niet mogelijk om een misvorming precies aan één van hen toe te wijzen, omdat ook combinaties van verschillende voetmisvormingen kunnen voorkomen. De oorzaak kan vaak niet precies worden vastgesteld. Aangenomen wordt dat het een combinatie is van externe en genetische invloeden.

Normaal gesproken kunnen voetmisvormingen al bij de geboorte of korte tijd later worden vastgesteld. Het is duidelijk dat elk opvallend kind aan een kinderarts of pediatrisch orthopeed moet worden voorgesteld om een passende behandeling te kunnen instellen. De voet wordt dan gemobiliseerd met behulp van fysiotherapie.

Waarom voeten gemaakt zijn om te dragen

Door de genetisch verankerde bewegingspatronen ontwikkelt de baby zich eerst zelfstandig in rugligging, dan in buikligging en tenslotte in zijligging. Hier beweegt de voet niet geïsoleerd, maar van het heupgewricht tot de teen. Het is dus heel spannend om te zien dat we bij een baby in de eerste maanden het volgende bewegingspatroon kunnen zien: Externe rotatie en abductie van het heupgewricht met flexie van het heup- en kniegewricht en supinatiehouding van de voet.

Deze houding is ook de natuurlijke houding voor ergonomisch dragen, volgens het slot en sleutel principe. Het kind bevindt zich in een triade op de ouderlijke heup (abductie, flexie, externe rotatie), beide heupgewrichten zijn gebogen, gespreid en lichtjes naar buiten gedraaid. De kniegewrichten wijzen naar buiten voorbij de schoudergewrichten. In het begin is de hurkzit bij kleine baby’s sterker dan bij oudere. De voeten staan ook normaal in een rechte hoek bij het spronggewricht wanneer ze worden gedragen, de voetzolen wijzen lichtjes in de richting van de ouders en rusten lichtjes tegen hun lichaam.

De drie meest voorkomende voetafwijkingen bij pasgeborenen zijn:

1. Sikkelvoet

Hierbij is de voorvoet geadduceerd ten opzichte van de achtervoet; de tenen volgen de voorvoet, met een sterke flexie. De sikkelvoet gaat vaak gepaard met heupdysplasie en een inwendige rotatie van het onderbeen die twee- tot driemaal normaal is. De externe rotatie is tot de helft verminderd.

Incidentie: 2 op 100, jongens zijn 2 tot 3 keer vaker getroffen dan meisjes.

Oorzaken: Intra-uterien ruimtegebrek, gebrek aan vruchtwater, vleesbomen, stuitligging, verergerd door buikligging, onevenwichtigheid van de voetspieren, familiaire aanleg.

Invloed op het dragen: Bij sikkelvoet veroorzaken de contracturen van de heup naar de voet gewrichtsblokkeringen: Heup in adductie, hierdoor neemt de inwendige rotatie van het bovenbeen toe, ook wordt het onderbeen naar binnen gedraaid en neemt de inversie van de voet toe. Hierdoor wordt de functionele lengte van de voet verkort.

Therapie: medische behandeling, fysiotherapie, zeer zelden gips, nachtspalken, inlegzolen, zeer zelden chirurgie.

2. Kommavoet/Metatarsus Adductus

De voet is steil naar beneden gekanteld en naar binnen gedraaid. De voorvoet lijkt op een sikkel en de tenen trekken naar binnen.

Oorzaken: intra-uterien gebrek aan ruimte

Therapie: Conservatieve behandeling, fysiotherapie, orthesen, verstrekking van spalken, compressieverbanden.

3. Klompvoet

Misvorming van de voet met dorsaalflexiestand en beperkte plantairflexie in het OSG. In zeldzame gevallen raken de tenen bijna de tibia.

Incidentie: meest frequente voetdeformiteit in de neonatale periode, kan voorkomen aan één of beide zijden.

Oorzaken: Intra-uteriene geforceerde houding, bijv. bij stuitligging of ook door vruchtwatertekort, neurogeen door gelijktijdige aandoening bij musculaire disbalans bij spina bifida.

Invloed op het dragen: Bij het bekende bewegingspatroon van abductie, externe rotatie met heup- en knieflexie, staat de voet in de middenstand, de hiel is niet meer valgisch (naar binnen gebogen) maar staat in de middenstand, de voet is dan supinatief. Hoe meer de zuigeling de benen buigt en naar buiten draait vanaf de 4e maand, hoe meer uitgesproken de supinatie in de voet wordt. Met toenemende supinatie verdwijnt vervolgens de hielvalgus (vergelijkbare houding als bij dragen).

Therapie: Spontane genezing is mogelijk als alles normaal is op de röntgenfoto (door de genetisch bepaalde bewegingspatronen: tot de 6e week staat de voet hoe dan ook in een eversiestand, vanaf de 3e maand blijft het hoofd in het midden en stabiliseert de romp, heup en voeten worden naar buiten gedraaid). Anders ondersteunende fysiotherapie (mobilisatie), gips, orthese.

Tips voor het dragen van baby’s met deze voetafwijkingen en houdingen:

0-3 maanden:

– De beste positie is het naar binnen gericht dragen

– Een goede houvast die veel stabiliteit biedt voor het hele lichaam

– Blote voeten (afhankelijk van de temperatuur) en constante stimulatie (ook door de handen van de ouders)

– Correcte draaghouding met fysiologische triade (FLEX 110°/ABD 35°/AR)

– Houdingsopbouw vanuit de zitbeenknobbels

– Armen in flex

– Interne rotatie in het heupgewricht moet altijd worden vermeden

– Hoofd goed ondersteund zonder fixatie

– Stijgbeugelhouding met de handen (voet wordt van onderen vastgehouden als een stijgbeugel) voeten zijn licht naar binnen gekanteld (longitudinale en transversale bogen ontwikkelen zich)

– Comfortabel en ergonomisch voor iedereen

4-14 maanden:                       

– Alle tips van maand 0-3 blijven van toepassing

– Let bovendien op de geleidelijke ontwikkeling en pas de hoek dienovereenkomstig aan (hurken wordt minder)

– Hand-mond coördinatie moet mogelijk zijn

– Ergonomisch buik dragen (vanaf ongeveer 5-7 maanden) als actieve houding in huis (het hele lichaam beweegt, actief gebruik van voeten en handen, symmetrisch en asymmetrisch).

Beste draagzak hiervoor: Omni Breeze of Dream 

– Met het vorderen van de leeftijd zijn ook andere draagposities, bijv. op de rug, mogelijk.

In deel 4 van onze serie zullen we kijken naar symmetrieproblemen in het hoofd en cervicale wervelkolom gebied. Als u meer wilt weten over voetmalposities, maar ook over alle andere hier genoemde aandoeningen, kunt u meer informatie vinden in de gids Fysiotherapie in de Kindergeneeskunde (Hammerschmidt, Koch) en in het boek Der kleine Fuß ganz groß (Zukunft-Huber).

Foto: Stubai Therapy Centre, PT Abentung, Müller-Beermeister, Christine Pichler

RELATED POSTS