Het is geen geheim dat baby’s veel nabijheid en genegenheid nodig hebben, vooral in hun eerste levensmaanden wanneer ze net op de wereld zijn gekomen. Jonge moeders en vaders kennen dit maar al te goed. Wat je ook probeert te doen – naar het toilet gaan, snel douchen, flesvoeding of pap bereiden – zodra je de kleine in de box of in de wipstoeltje neerlegt, begint hij te huilen. Maar waarom is dat zo? En wat kun je doen als je baby huilt bij het neerleggen? Onze vroedvrouw en expert Katrin Ritter onthult het.
Baby huilt bij het neerleggen – waarom is dat zo?
Bij Ergobaby benadrukken we keer op keer hoe belangrijk het is voor jullie baby om dicht bij jullie te zijn. Vooral pasgeborenen zijn gewend aan de nauwe begrenzing, warmte en het geluid van jullie hartslag uit de baarmoeder. Nauw lichamelijk contact is ook enorm belangrijk, zodat de baby een veilige band met zijn verzorgers kan opbouwen. Dit is een basisbehoefte van jullie pasgeborene.
Het is dan ook geen wonder dat jullie baby huilt wanneer jullie hem willen neerleggen. Het dragen geeft hen veiligheid, en de veilige band zorgt ervoor dat ze sociaal en emotioneel gezond kunnen ontwikkelen. Daarom raden we jullie altijd aan om een draagzak te gebruiken waarmee je deze nabijheid gedurende langere tijd ergonomisch kunt bieden en tegelijkertijd twee vrije handen hebt om deel te nemen aan het leven.
Er zijn echter situaties waarin je je baby niet aan je lichaam kunt of wilt dragen. In onze Evolve 3-in-1 Wipstoeltje is hij ergonomisch en veilig opgeborgen voor korte periodes.
Maar misschien hebben jullie ervaring met het gebruik van de wipstoeltje vanaf de geboorte of hebben andere ouders je verteld: zodra je je kind uit de draagzak haalt en neerlegt, begint het te huilen. Misschien maakt deze reactie van jullie kleintje jullie onzeker en vragen jullie je af of een wipstoeltje of box überhaupt de juiste plek is voor jullie kind.
Maar maak je geen zorgen, dit gedrag is volkomen normaal en heeft zelfs te maken met een biologische reflex.
Ten eerste omdat het voor jullie baby het veiligst is om dicht bij jullie te zijn en ten tweede omdat jullie baby denkt dat jullie er niet meer zijn als het jullie niet meer kan voelen of zien. Het kan immers – hoe kleiner het is – nog niet zo ver en scherp kijken dat het jullie van verre kan waarnemen.
Dus als jullie buiten zijn waarnemingsbereik zijn, zelfs al is het aanvankelijk slechts een halve meter, denkt het dat het helemaal alleen is in deze grote, wijde wereld. En omdat dat gevaar betekent, meldt het zich dan direct. In de beginfase heeft jullie kind namelijk nog niet het cognitieve vermogen om te begrijpen dat iets wat het niet kan zien, toch bestaat – zoals de ouders bijvoorbeeld.
Jullie baby ziet jullie niet – het eerste stadium van de objectpermanentie
Het vermogen om te begrijpen dat jullie er nog steeds zijn, ook al kan jullie baby jullie niet zien, wordt objectpermanentie genoemd. En dit moet zich nog ontwikkelen bij een baby in de eerste twee levensjaren.
In deze vroege levensfase ontwikkelt zich volgens ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget de sensomotorische intelligentie, die op zijn beurt in zes stadia is onderverdeeld:
1e levensmaand: Oefening van aangeboren reflexmechanismen
Baby’s leren in deze fase hoe het lichaam beweegt en hoe het functioneert. Ze zien vaag en de aandachtsspanne is zeer kort. Ze zijn zich er niet van bewust dat objecten bestaan als ze uit hun gezichtsveld verdwijnen.
1-4 maanden: Primaire cirkelreactie (eenvoudige stimulus-reactiepatronen)
Baby’s nemen objecten waar en volgen hun bewegingen. Als een object verdwijnt, blijven ze even kijken waar het net was – zij het slechts voor een zeer korte tijd. Ze ontdekken hun ogen, armen, handen, voeten door zich met voorwerpen bezig te houden. In deze fase reageren ze op bekende beelden en geluiden en anticiperen op bekende processen, bijvoorbeeld door de mond te openen wanneer een lepel nadert. De reacties van baby’s zijn minder reflexmatig, maar worden steeds bewuster.
4-8 maanden: Secundaire cirkelreactie (middel tot doel)
Baby’s grijpen naar gedeeltelijk bedekte voorwerpen en tonen daarmee aan dat ze weten dat deze nog steeds bestaan. Als het object echter volledig verborgen is, doet de baby geen moeite om het eruit te halen. Bewegingen worden bewuster uitgevoerd, maar het kind herhaalt vooral vergelijkbare handelingen aan hetzelfde object. Nieuwe gedragingen worden nog niet nagebootst.
8-12 maanden: Coördinatie van verworven handelingsschema’s en hun toepassing op nieuwe situaties (trial-and-error)
Deze fase is de belangrijkste in de cognitieve ontwikkeling van het kind. Op dit punt begrijpt het kind oorzakelijke verbanden en handelt het doelgericht. De eerste tekenen van objectpermanentie worden zichtbaar doordat het kind nu voorwerpen tevoorschijn kan halen als ze volledig verborgen zijn. Het vermoedt echter dat het eenmaal gevonden voorwerp alleen op die plek is, niet ergens anders.
12-18 maanden: Tertiaire cirkelreactie (het moet ook anders kunnen)
Het kind heeft nu begrip van ‘middel tot doel’ en kan nieuwe problemen oplossen. Het kan nu een object meerdere keren terugvinden als dit achtereenvolgens op verschillende plaatsen binnen zijn gezichtsveld wordt verstopt. Niet echter als het zich daarbuiten bevindt.
18-24 maanden: Overgang van de sensomotorische intelligentie naar de voorstelling (Wat als?)
Objectpermanentie is volledig ontwikkeld. Een verborgen voorwerp kan nu overal worden teruggevonden en bestaat voor het kind ook buiten zijn waarneming. Als een voorwerp in een speelgoeddoos is verstopt en deze onder een kussen wordt geplaatst en het voorwerp dan – zonder dat het kind het merkt – uit de doos wordt gehaald en de speelgoeddoos aan het kind wordt gegeven, zal het kind onder het kussen naar het voorwerp zoeken nadat het heeft vastgesteld dat het niet meer in de doos is.
Het kind is dus in staat om een mentaal beeld te vormen, dit mentaal vast te houden en het vervolgens zo aan te passen dat het een probleem kan oplossen. Het kind kan nu redeneren waar een object zou kunnen zijn als het zonder zijn medeweten is verplaatst.
Baby huilt bij het neerleggen – wat kun je doen?
Het is dus volkomen normaal dat jullie baby huilt als hij wordt neergelegd, omdat hij – zoals beschreven in de eerste twee fasen van Piagets model – gewoon denkt dat hij helemaal alleen is. Als reactie daarop zendt hij een zogenaamde contactroep uit.
Als jullie je nu afvragen wat jullie kunnen doen om deze roep te stoppen, is dat niet de juiste vraagstelling. Jullie baby doet namelijk niets verkeerd. Het is zijn manier om met jullie te communiceren. Het is dus in eerste instantie jullie taak om de verschillende geluiden die jullie kind maakt – en ja, daar horen ook verschillende vormen van huilen bij – te leren kennen en te begrijpen.
Luister heel goed en reageer snel op de eerste en kleinste geluiden die jullie baby maakt als jullie hem hebben neergelegd. Als jullie snel aan de geuite behoefte voldoen, zal het niet eens tot intensief en wanhopig huilen komen. Daarom is het zo enorm belangrijk dat jullie jullie baby gedurende het eerste levensjaar altijd dichtbij hebben – zelfs als jullie even de kamer uit gaan.
Daarnaast kunnen jullie jullie baby spelenderwijs helpen bij het ontwikkelen van het vermogen tot objectpermanentie. Het spel “kiekeboe” is bijvoorbeeld een populaire variant. Maar ook andere activiteiten, boeken en spellen waarin iets verdwijnt en dan plotseling weer verschijnt, kunnen jullie baby helpen. Zo begrijpt jullie baby geleidelijk dat iets of iemand die even weg is, meestal weer terugkomt.
Als objectpermanentie eenmaal volledig is ontwikkeld, zou je denken dat het nu geen probleem meer is als mama, papa of een verzorger de kamer of het huis verlaat. Er komt echter een tijd dat kinderen plotseling scheidingsangst ontwikkelen. Ze weten nu weliswaar dat jullie nog steeds bestaan, zelfs als jullie niet in de kamer zijn.
Maar daar ligt nu het probleem. Want jullie zijn niet meer bij hen. En dat vinden ze niet leuk. Maar maak je geen zorgen, deze toestand is echt slechts een fase, zoals ze zo mooi zeggen. Na verloop van tijd zal het steeds gemakkelijker worden om zich ook eens van de ouders te scheiden – zonder tranen.